Ruilhandel
De monetaire geschiedenis van de mensheid kan zomaar begonnen zijn toen een van onze voorouders in Afrika te veel vis ving in de rivier terwijl een ander te veel wilde bosuien geplukt had in het bos. De visser ruilde een deel van zijn vangst voor wat bosuitjes. Iedereen was tevreden en de ruilhandel was geboren.
Eeuwenlang ruilden mensen spullen met elkaar, totdat iemand op het idee kwam van iets wat schaars was een ruilmiddel te maken dat iedereen zou aannemen. In verschillende werelddelen speelden schelpen, zout, stenen of zelfs veren lang die rol. Dat was, zo u wilt, de eerste omwenteling in de monetaire historie, van ruilmiddel naar wat we het eerste geld kunnen noemen. Weer gingen er eeuwen voorbij dat er de eerste munten verschenen, gemaakt van goud of zilver. De tweede omwenteling was een feit, van geld 1.0 naar geld 2.0 als het ware.
Goudstandaard
Dat geldstelsel is later de boeken ingegaan als de periode van goudstandaard. Met de Eerste Wereldoorlog kwam daar een einde aan. De overgang van goudstandaard naar semi-goudstandard, waarin de dollar gekoppeld was aan goud en veel andere munten aan de dollar en dus indirect aan goud, duurde ruim een decennium.
In 1971 kwam aan die semi-goudstandaard een einde, toen de Amerikanen de koppeling tussen de dollar en het goud verbraken. Sindsdien hebben we te maken met zogeheten fiatgeldstelsel, een geldstelsel waarin de waarde van het geld ontleend is aan het vertrouwen in de uitgever ervan.
Turbulent
De omwenteling na de Eerste Wereldoorlog noemen we tegenwoordig de Grote Depressie. De tien jaar durende omwenteling in de jaren zeventig staat bekend als periode van stagflatie, ofwel economische stagnatie en torenhoge inflatie. De les lijkt te zijn dat de overgangsperiodes tussen twee geldtijdperken doorgaans een decennium of langer duren en economisch, politiek en maatschappelijk turbulente periodes zijn.
Met de toenemende populariteit van pinbetalingen, steeds minder gebruik van bankbiljetten en opkomst van digitaal geld, zou het me niet verbazen als we, zonder dat we het ons nu beseffen, midden in zo’n omwenteling zitten. In dit geval gaat het om een omwenteling van fiatgeld naar digitaal geld.
Houdbaarheidsdatum
Een gevolg van de komst van het fiatgeldstelsel was dat die voor het eerst de overheden, bedrijven en huishoudens de kans gaf structureel rood te staan en dus schulden op te hopen. Het fiatgeldstelsel kan zijn houdbaarheidsdatum inmiddels wel voorbij zijn, wat de aanhoudende crisisperiode sinds 2008 de transitieperiode naar een nieuw geldstelsel zou maken.
Gezien de lengte ervan en de verregaande gevolgen, past die in ieder geval prima in de historische regel dat zulke omwentelingen lang duren en turbulent zijn.
Deze column is 29 april jl. gepubliceerd in DFT.nl