Zoals zo vaak ligt het optimale beleid ergens in het midden, en met betrekking tot het coronavirus is dat niet anders.
Zorgstelsel
In maart hadden onze beleidsmakers geen andere keuze dan tot een lockdown over te gaan. Wij werden overvallen door een virus waarvan we alleen de naam wisten en voor de rest bar weinig. Wat we wél wisten, is dat ons zorgstelsel een grote toestroom besmetten niet aan kon. Onder het motto ’voorkomen is beter dan genezen’, letterlijk in dit geval, en doordat er nauwelijks iets bekend was over het virus, was een lockdown de enige optie.
Inmiddels zijn we enkele maanden verder en weten we veel meer over niet alleen het virus zelf, maar ook hoe verschillende sectoren in de economie onder lijden. Schieten met een kanon op de mug, wat we bij de eerste golf moesten doen, hoeft dus niet meer.
Zweedse toer
Maatwerk – gerichte maatregelen nemen en onderscheid maken per sector – is bij een tweede coronagolf mogelijk. Dus niet weer verbieden dat mensen naar buiten gaan en winkels dicht moeten, maar het dragen van gezichtsmaskers verplichten. Europa gaat op de Zweedse toer, zeg maar.
Een andere reden waarom een nieuwe totale lockdown niet waarschijnlijk is in mijn ogen, is dat voor veel landen geldt dat de economie een nieuwe lockdown niet aankan.
Handboek
De wereld is in feite op zoek naar een balans hoe ver en snel de versoepeling mag gaan, zodat een tweede coronagolf voorkomen wordt terwijl de economie de ruimte krijgt te herstellen. Daar is geen handboek voor dus het zal een proces van vallen en opstaan zijn, met nu eens nieuwe versoepelingen en dan weer deels terugdraaien ervan.
Dat betekent meer onzekerheid op de financiële markten maar ook dat hoewel een tweede coronagolf uiteraard de economie zou raken, de klap niet zo hard hoeft te zijn als bij de eerste golf.
Deze column is 8 juli jl. gepubliceerd in DFT.nl