Herverdeling vanuit hogere inkomens vooral via minder indexering van belastingschijf
De rekening van armoedebestrijding wordt in het voorstel van de regering grotendeels betaald door hogere inkomens, doordat de grens vanaf waar het hoogste tarief (49,5%) in de loon- en inkomstenbelasting betaald moet worden niet naar €80.262 schuift, maar naar €75.625. Er wordt dus over een groter deel van het inkomen het hoge tarief betaald. Ook is er een minder omvangrijke beleidsmatige verhoging van het lage tarief voorgesteld, alsmede een verhoging van accijns op tabak en alcohol en wordt een meevaller in de winstbelasting gebruikt om de steun aan lagere inkomens te dekken.
Naast armoedebestrijding had de regering sinds de Voorjaarsnota ook nog wat gaten (van 0,1% bbp) in de begroting te dekken. Vermogenden en bedrijven betalen iets meer: dat gebeurt in de voorstellen voornamelijk door een snellere verhoging van de belasting op vermogen, een verlaging van de mkb-winstvrijstelling en hogere premies voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
Budgettaire uitdagingen op middellange en lange termijn
Het overheidssaldo verandert nauwelijks door de beleidswijzigingen van de Miljoenennota en komt in 2024 naar schatting uit op -2,4% bbp. Dit blijft nog binnen de Europese -3% norm. Maar zonder aanpassing van toekomstige kabinetten blijft dat niet zo, zeker gezien de verwachte stijging van uitgaven aan de curatieve gezondheidszorg en de AOW. Het eerder ingezette beleid verhoogt de collectieve uitgaven dusdanig, zonder de belastingen noemenswaardig navenant te verhogen, dat het EMU-saldo in 2028 naar verwachting op -3,6% bbp uit zou komen. Dat is weliswaar al beter dan vóór de voorgestelde beleidswijzigingen van de Miljoenennota (-3,9% bbp), maar niet in lijn met het Europese Stabiliteits- en Groei Pact. |