We zetten de investeringen in de Europese energiesector in verschillende scenario’s uiteen aan de hand van de meest recente NGFS-ramingen. In een uitgesteld overgangsscenario zouden de investeringen tegen 2025 186 miljard euro per jaar bedragen; in een netto nul-scenario zou dit 276 miljard euro moeten zijn. De Visie van de economen van ABN Amro.
Wij gebruiken consensusvoorspellingen van analisten om de investeringsplannen van Europese nutsbedrijven te beoordelen. Momenteel wordt geschat dat de nutsbedrijven in 2023 74 miljard euro zullen investeren, na correctie voor grote onderhoudsinvesteringen, terwijl dat tegen 2025 zou moeten groeien tot 88 miljard euro. Als we de niet in de balans opgenomen investeringen en overheidsinvesteringen toevoegen, komen we uit op 168 miljard euro voor 2025. Uit onze analyse blijkt dus dat we dicht bij de investeringsniveaus van een uitgesteld overgangsscenario zitten, maar ver onder het niveau van de netto nul-investeringen in energie.
Een succesvolle energietransitie vergt grootschalige investeringen in de gehele economie, maar de investeringen in de energiesector zijn uiteraard van cruciaal belang. In deze nota zetten wij de investeringsniveaus voor de energiesector in de EU uiteen die overeenkomen met twee verschillende scenario’s: een uitgestelde overgang en een ordelijk netto nul-scenario. Vervolgens gebruiken wij de verwachtingen over de investeringsplannen van de nutsbedrijven voor de komende jaren om te beoordelen welk scenario wij momenteel volgen.
Transitie scenario’s
Wij hebben de meest recente NGFS-scenario’s gebruikt om de investeringen in de energiesector in verschillende scenario’s in kaart te brengen. Het bekende geordende netto nul-scenario is een scenario dat de opwarming van de aarde beperkt tot 1,5°C, waarbij de wereldwijde netto nul-CO2-uitstoot rond 2050 wordt bereikt. Bij regionale gegevens gaat het om de bijdrage van de specifieke regio (in dit geval de EU) aan die ontwikkeling. Het klimaatbeleid wordt vroeg ingevoerd en wordt geleidelijk strenger, de investeringen worden snel opgevoerd en de ontwikkelingen op het gebied van technologie en innovatie gaan snel.
Bij een vertraagde overgang worden het beleid en de investeringen uitgesteld en verlopen de ontwikkelingen in de technologie trager. Dit scenario beperkt de opwarming van de aarde tot 1,6°C, maar de economische schade door overgangsrisico’s is groter. Bovendien lijkt dit scenario tot 2030 op status-quo scenario’s, waarbij de wereld op weg zou zijn naar een opwarming met 2,6°C of zelfs meer, indien het overgangstempo na 2030 niet snel, abrupt en ontwrichtend wordt gewijzigd.
Investeringstrends in de transitie scenario’s
De grafiek linksboven toont het energie-investeringstraject voor de overgang in de twee scenario’s. In het netto nul-scenario versnellen de investeringen tot 276 miljard euro per jaar in 2025 en bereiken zij een piek van 306 miljard euro in 2030, alvorens in de jaren daarna af te nemen tot lagere – zij het nog steeds hoge – investeringsniveaus. In de uitgestelde overgang stijgen de investeringen, maar veel gematigder in de volgende jaren. Na 2030 is een extreem sterke investeringssprong nodig. Om dit punt te benadrukken: de jaarlijkse investeringen zouden in 2035 372 miljard euro moeten bedragen, terwijl ze in de jaren daarna veel hoger blijven dan in het netto nul-scenario. In feite zijn de cumulatieve investeringen in het uitgestelde overgangsscenario hoger dan in het netto nul-scenario, in een klassiek geval van een ‘stitch in time saves nine’. Ofwel: het beter is om een probleem meteen aan te pakken zodat het niet groter wordt. Belangrijker is dat de investeringsniveaus die na 2030 nodig zijn erop wijzen dat het inhalen na inertie in de komende jaren moeilijk zou kunnen zijn.
Decompositie van de investeringen in de energiesector
De overgang naar netto nul-emissies vereist grote investeringsstromen naar hernieuwbare energie voor groene elektriciteit en elektriciteitstransmissie, -distributie en -opslag (zie onderstaande grafieken voor de uitsplitsing in de twee scenario’s). De rest van de investeringsstromen gaat naar warmte, waterstof en biobrandstoffen.
Als we kijken naar de uitsplitsing van hernieuwbare energie voor groene elektriciteit, is windenergie veruit het belangrijkste investeringsgebied. De investeringen in windenergie blijven gedurende de gehele periode relatief hoog (zie grafiek op de vorige pagina, rechts) in beide scenario’s. In het uitgestelde overgangsscenario stagneren de investeringen in wind tot 2030, waarna het tempo in de volgende vijf jaar verdubbelt.
Volgen van de vooruitgang versus de scenario’s
Vervolgens gebruiken wij de verwachtingen van analisten over de investeringsplannen van nutsbedrijven voor de komende jaren om na te gaan welk scenario wij momenteel volgen. We voegen de cijfers samen om een schatting te krijgen voor de EU in haar geheel (zie volgende linker grafiek). Eerst kijken we naar de nutsbedrijven die 80% uitmaken van de ICE BofAML Euro Utilities Index. Wij nemen dus aan dat zij ook 80% van de totale investeringen in kapitaalgoederen vertegenwoordigen en extrapoleren deze cijfers naar 100%. De investeringen van Europese nutsbedrijven bedroegen vorig jaar ongeveer 197 miljard euro. De consensus onder analisten verwacht dat dit zal groeien tot 235 miljard euro in 2022 en 245 miljard euro in 2023.
Cruciaal is echter dat een zeer groot deel van deze cijfers bestaat uit onderhoudsinvesteringen en dus niet bijdraagt tot de groei van de investeringen in hernieuwbare energie in Europa. Daarom schatten wij het aandeel dat als groeicapaciteit kan worden beschouwd door het aandeel van de geschatte afschrijvingen af te trekken van de huidige investeringscijfers. Dit zou ons ongeveer 68 miljard euro aan investeringen in 2022 en 74 miljard euro in 2023 opleveren.
Dit is aanzienlijk minder dan de jaarlijkse investering in een scenario van vertraagde overgang voor 2025 (186 miljard euro) en ook veel minder dan het bedrag in een netto nul-scenario (276 miljard euro). Het is onduidelijk hoeveel van de door de NGFS geraamde investeringsbehoeften – als die er al zijn – betrekking hebben op onderhouds- of groei-investeringen. Wij gaan er echter van uit dat de investeringsbehoeften voor de overgang de reële groei van de capaciteit moeten weerspiegelen. Op deze basis blijven de huidige investeringen ver achter, hoewel er, zoals hieronder wordt uitgelegd, reden is om de ramingen te verhogen op basis van posten die buiten beschouwing worden gelaten.
Nog een lange weg te gaan naar een netto nul-scenario
Hoewel de investeringsniveaus lager liggen dan bij een vertraagde overgang, zijn er twee belangrijke factoren die een optimistischer kijk op de zaak rechtvaardigen. Ten eerste wordt bij de investeringen van nutsbedrijven geen rekening gehouden met projectfinanciering, die doorgaans buiten de balans om plaatsvindt. Ten tweede houdt onze berekening geen rekening met directe overheidsinvesteringen. Het IEA schat bijvoorbeeld dat het grootste deel van de investeringen in geavanceerde economieën waarschijnlijk door de particuliere sector zal worden gedaan, maar dat in een netto nul-scenario tegen 2030 15% van de overheid afkomstig kan zijn. Bij toepassing van dat particulier-publieke aandeel, alsmede bij een aanhoudende groei in 2024 en 2025 en een geraamde 55 miljard euro per jaar aan investeringen uit projectfinanciering, zouden de investeringen dicht in de buurt komen van een vertraagd overgangsscenario. In het scenario "nutsbedrijven plus" (zie bovenstaande rechter grafiek) worden de investeringen geraamd op ongeveer 168 miljard euro in 2025. Dit brengt uiteraard veel aannames met zich mee, maar wij denken dat een evenwichtige beoordeling inhoudt dat we momenteel dicht bij een scenario van vertraagde overgang zitten wat betreft energie-investeringen, maar ver onder wat er volgens een netto nul-scenario moet worden geïnvesteerd.